Het was lang geleden, de laatste keer dat ik een boek las, een roman, een verzonnen verhaal. Het moment waarop het fictieve ervan komt bovendrijven en daarmee het besef in de onzinvan een ander te zitten, heeft me sindsdien ver van literatuur gehouden. De verkeerde schrijvers aangepakt? Daarvoor las ik als laatste alles van Heere Heeresma; geen genoeg van gekregen.
Op aanraden van de buurvrouw The Curious Incident of the Dog in the Night-Timevan Mark Haddon tot mij genomen. Of nam het verhaal mij tot zich? De hoofdpersoon, de verteller, is een jongen van vijftien met het Aspergersyndroom en ik verstond hem uitermate goed. Deels omdat ie in kleine logische stappen zijn gedachtengangen uiteen zette en waarschijnlijk omdat het gecategoriseerd is als jeugdliteratuur. Nergens stoorde ik mij aan het feit dat het een verzinsel is. Ik kon mij inleven, iets waar de autist juist grote moeite mee heeft. Een hele geruststelling, want ik kan best hoog scoren op een autismetest.
In mijn enthousiasme heb ik daarna een boek van Philip K. Dick geprobeerd, maar dat was niet om door te komen. Die man verzint er maar op los en veel ervan is inmiddels erg gedateerd. Moet je dat gaan vertalen naar deze tijd, maar daar krijg je amper de ruimte toe. Ik kan er niet overheen lezen, verzand in de deprimerende beelden die het bij me oproept, en vermoed dat ik misschien reeds kennis heb gemaakt met zijn fantasieën door de sf-films gebaseerd op zijn werk.
Wacht mij nog de wereldliteratuur? Zoek ik verstrooiing of wijsheid als troost voor het lijden dat inherent is aan dit leven? Eigenlijk een handleiding ervoor. Ik zal ‘m zelf moeten schrijven.
Waarom zie ik dat niet?
Mijn kunstmatige intelligentie loopt stuk op betonnen beweringen van de commerciële kennisindustrie. Ze hebben het over hersendimensies als aandacht, visuele verwerking, begeerte (in de vormen sexy en aantrekkelijk), verwachte beloning, vertrouwen, walging (pijn) en ik moet hier (pinda)kaas van maken?
Pijn in mijn kop, niet van walging of hersenschudding, maar van de inspanning die het complexe orgaan moet leveren om zichzelf te doorgronden, of de structuur van de wereld, het heelal, de ander. Ik wil niets verliezen, maar interesseert het mij wat er te winnen valt?
Ik bouw een robot die robots kan bouwen, die ooit de mens reconstrueren. Een humanoïde zonder emoties, voor zover deze gebaseerd zijn op of voortkomen uit primitieve functies van het geëvolueerde wezen. Met een andersoortig lichaam een totaal verschillende wijze van bestaan en waarnemen. Denkt en spreekt ie concreet of abstract?
Bomen groeien traag. Oud licht is vaag. Mijn gewicht te gering om iets te betekenen in het tijdruimteweefsel. Je kan het vooralsnog navertellen.
Westland
Een onverschillig zonlicht martelt de elzestammen,
blauw als een lemmet flikkert hard de sloot;
wreed glinstren kassen, waarin giftig rood
tomaten zwellen, zwaar van gulzig bloed. In stramme,
vertwijfelende handen hangt als lood
de uitkomstloze spa; de vleugellamme
gedachten kringen eindloos om het daaglijks brood
terwijl in bergen groente, gistend langs de sloot,
de moeizame arboed wegrot tot een klamme,
bedorven wal, als de adem van de dood.
Truus Gerhardt (1899-1960)
uit: Laagland (1937)
Een gedicht van voor mijn tijd. Zo ver was het toen al. Zwaarmoediger had ik dit landsdeel niet in beeld kunnen brengen. Voorjaar en zomer 2001 heb ik het op de ‘digitale’ kaart helpen zetten. Toerisme tussen tuinders. What ever…