Het was lang geleden, de laatste keer dat ik een boek las, een roman, een verzonnen verhaal. Het moment waarop het fictieve ervan komt bovendrijven en daarmee het besef in de onzinvan een ander te zitten, heeft me sindsdien ver van literatuur gehouden. De verkeerde schrijvers aangepakt? Daarvoor las ik als laatste alles van Heere Heeresma; geen genoeg van gekregen.
Op aanraden van de buurvrouw The Curious Incident of the Dog in the Night-Timevan Mark Haddon tot mij genomen. Of nam het verhaal mij tot zich? De hoofdpersoon, de verteller, is een jongen van vijftien met het Aspergersyndroom en ik verstond hem uitermate goed. Deels omdat ie in kleine logische stappen zijn gedachtengangen uiteen zette en waarschijnlijk omdat het gecategoriseerd is als jeugdliteratuur. Nergens stoorde ik mij aan het feit dat het een verzinsel is. Ik kon mij inleven, iets waar de autist juist grote moeite mee heeft. Een hele geruststelling, want ik kan best hoog scoren op een autismetest.
In mijn enthousiasme heb ik daarna een boek van Philip K. Dick geprobeerd, maar dat was niet om door te komen. Die man verzint er maar op los en veel ervan is inmiddels erg gedateerd. Moet je dat gaan vertalen naar deze tijd, maar daar krijg je amper de ruimte toe. Ik kan er niet overheen lezen, verzand in de deprimerende beelden die het bij me oproept, en vermoed dat ik misschien reeds kennis heb gemaakt met zijn fantasieën door de sf-films gebaseerd op zijn werk.
Wacht mij nog de wereldliteratuur? Zoek ik verstrooiing of wijsheid als troost voor het lijden dat inherent is aan dit leven? Eigenlijk een handleiding ervoor. Ik zal ‘m zelf moeten schrijven.