Naamloos

Ik sprak mijn dode vriend
we zaten zo dicht op elkaar
we hadden kunnen fluisteren
Hij had toekomstplannen
maar toen ik hem vroeg
hoe het met hem ging
zei hij dat ie stervende was
Ik moest onbedaarlijk huilen
en vertelde dat steeds te doen
wanneer ik aan hem dacht

Treuren om de dood
door velen reeds gedaan
heeft nog nooit geholpen
Zelfs ’t niets zal vergaan

Mooi

Als van alles op z’n plaats valt,
in de nacht na de dag,
een opleving, voldaan, genoten.
De klanken en beelden vulden aan,
de geur en het gevoel van buitenlucht,
zomerzacht en zoet.
Dan moet het van het hart,
het hoofd erover gebogen,
omdat het iets te zeggen geeft.
Het is niet slechts ogenschijnlijk,
maar werkelijk onbeduidend,
als waardevol verbeeld.
Onzichtbaar spint zij de draad
en de wind moet eronder komen,
de zon erop schijnen,
opdat klaar wordt
hetgeen gevangen wil blijven
en in zichzelf verstrikt zal raken.

Klote(n).