Hoegenaamd

Ik wil welgedane mannen om me heen, en zonder rimpels, die goed slapen ’s nachts. Die Cassius ziet er schraal en hongerig uit; hij denkt te veel; die mannen zijn gevaarlijk. (Julius Ceasar in Shakespeare’s “Julius Caesar”)
Wij zijn als datgene waarvan dromen zijn gemaakt, en ons beetje leven is omgeven door slaap. (Shakespeare, “The Tempest”)
Te zijn of niet te zijn, daar gaat het om. Is het eervoller om in je hoofd die voortdurende aanvallen van het nietsontziende lot te verdragen of de wapens op te nemen tegen de zee van moeilijkheden en er al vechtend een einde aan te maken? Doodgaan, slapen. Meer niet; te weten, dat die slaap de duizend aangeboren angsten die in je lichaam huizen, verjaagt. (Hamlet in Shakespeare’s “Hamlet”)

Tja, ik zou kunnen volharden met ‘peer kaas’, maar dat vinden sommige mensen stom en eigenlijk is dit gewoon goed, naar m’n opa en een bokser uit de jaren vijftig:

De naam van zo’n tegenstander verzin je toch (niet)?
Maar ’t was een Amsterdammer, met dubbel-s.