Euvel

Het getik van de door een batterij aangedreven klok
hangende aan buizen van de centrale verwarming
vult het verder lege huis en weerkaatst in mijn hoofd

Wankele fundamenten, wrakke vloerdelen, blote benen
Kussens waarop je zit, rubbers waarin je hangt, achterover
Adem die je ruikt, mensen die je proeft, lippen branden

Je been kan niet gebroken zijn, de pijn van een andere orde
De vriendschap vertoont diepe barsten, met elastische banden
Hetgeen ons verbindt heeft ons gescheiden; het is een mens.