De schok als je iemand onzinnig hoort redeneren, op intuïtie zegt te varen die haar nooit zou bedriegen, het onderscheid niet weten te maken tussen geheugen en ratio, willekeurig feiten en fictie door elkaar haalt, en vooral je het gras voor de voeten weg probeert te maaien door in de aanval te gaan tegen eventuele beschuldigingen van egoïsme jegens haar.
Het is doortrapt praten, misschien ook wel als kakelen in de kippenren, als er een begint volgen de anderen. Je kan er niet meer naar vragen en voor discussie is sowieso geen plaats; waarom doe je wat je doet, wat zijn je drijfveren, hoe sta je in de samenleving? Mij wordt uiteindelijk ook niks gevraagd, al heb ik wel een, wat onsamenhangend en lang, verhaal, over twijfel en gezond verstand, het grotere geheel en de ontwikkeling van wetenschap en maatschappij.
Je kan gelijk hebben en krijgen en er niet blij mee zijn. Je moet ook de gevolgen van je woorden en daden op je nemen. Niet te zwaar op de hand, maar toch ook niet te luchthartig, als de aard ernaar zou zijn. Het vertrouwen wordt voortdurend geschaad, maar het past je het te blijven hebben in de medemens. We zijn allemaal sterfelijke ploeteraars.