Zelden zing ik nog zoevend op de fiets,
saaie rechte wegen brengen mij tot niets,
zorgen die mij kwellen, de naderende dood,
harder trappen, het stoplicht staat op rood.
Af en toe duikt er iets op onder klep van m’n pet, een fietser of voetganger, een gedachte. M’n hoofd wilde niet mee naar de Kaap. Of is het eigenlijk m’n lijf, dat ik erheen heb gesleept? Het communiceert niet makkelijk omtrent de boekhoudsoftware, die niet geheel overeenkomstig werkt in de app of online. Eén factuur lijkt goed aangekomen te zijn bij de gemeente. Die hele boekhoudkundige wereld is me een akelig raadsel. Waarom zou je je erin verdiepen, verzuipen?
Er zijn te veel mensen, er zijn te veel wapens, er zijn te veel mensen met wapens. En dan die gekken die ze als verlosser zien, die ze verkiezen boven een gezamenlijk overleg, een overeenstemming om met elkaar de weg af te leggen, te zoeken naar oplossingen voor wat we op ons pad treffen, om verder te kijken dan de volgende dag, naar volgende levens, die van anderen, te komen generaties. Moeten we een andere nostalgie oproepen, naar de goede daden van mensen die door de eeuwen heen zich bewezen hebben, die mogelijk onderbelicht of vergeten zijn?