In en weer uit het stof gewerkt, al zal er hier en daar nog het (on)nodige liggen; ik kan nog steeds een zeker nut voor mijn bestaan aantonen, al dreigt de balans tussen zinnige en waardeloze dingen doen enigszins naar de verkeerde kant door te slaan. Beter nog zou je inert kunnen blijven op de klimatologische weegschaal. De bruikbaarheid van mijn bezigheden is overigens gemeten naar wat het aan waardering oproept bij de mensen met en voor wie ik het doe, direct en indirect. Hoe groot is dan je publiek?
Als je van de ruwweg honderd uur die je wekelijks ter beschikking hebt – dat is dus zonder slaap-, huishoud- en zorgtijd – er minder dan de helft werkt, inclusief de al dan niet noodzakelijke reistijd, dan kan je bij deze de vraag zo gesteld hebben. Het antwoord laat ik in het ongewisse, de metadata moet volstaan, vooralsnog. Ik doe ermee of laat het erbij. De belastingdienst heeft de gegevens nog niet opgevraagd.