waar ben ik gebleven? aan het spoor, in den haag, op zolder, in de keuken, van de straat, in de wolken, bij de hand, onder de pannen, op zoek, in de nacht, voor de vuist, in overleg, op de maat, aan de telefoon‚ loop je vooral jezelf, of juist ook anderen voorbij? bezeten, gezeten, bezet, gezet, beleden, belet.