Een onverschillig zonlicht martelt de elzestammen,
blauw als een lemmet flikkert hard de sloot;
wreed glinstren kassen, waarin giftig rood
tomaten zwellen, zwaar van gulzig bloed. In stramme,
vertwijfelende handen hangt als lood
de uitkomstloze spa; de vleugellamme
gedachten kringen eindloos om het daaglijks brood
terwijl in bergen groente, gistend langs de sloot,
de moeizame arboed wegrot tot een klamme,
bedorven wal, als de adem van de dood.
Truus Gerhardt (1899-1960)
uit: Laagland (1937)
Een gedicht van voor mijn tijd. Zo ver was het toen al. Zwaarmoediger had ik dit landsdeel niet in beeld kunnen brengen. Voorjaar en zomer 2001 heb ik het op de ‘digitale’ kaart helpen zetten. Toerisme tussen tuinders. What ever…